'Geen commentaar' is een brevet van onvermogen
8 lessen om een defensieve reactie op kritische persvragen te voorkomen
‘Er zijn nog heel veel bedrijven die denken dat als ze niet terugbellen er niets wordt gepubliceerd, heel wonderlijk is dat’. Een van de prikkelende uitspraken die Telegraaf journalist Bart Mos onlangs deed in de podcast ‘Geen Commentaar!’ van Adformatie.
‘Er zijn nog heel veel bedrijven die denken dat als ze niet terugbellen er niets wordt gepubliceerd, heel wonderlijk is dat’. Een van de prikkelende uitspraken die Telegraaf journalist Bart Mos onlangs deed in de podcast ‘Geen Commentaar!’ van Adformatie.
Hij heeft gelijk, dat is inderdaad wonderlijk. Sterker nog: een relletje
of zelfs crisis kan juist ontvlammen wanneer je als woordvoerder probeert de
deur dicht te houden. En al helemaal als je niet terugbelt. Toch kunnen er
goede redenen zijn waarom je als bedrijf of woordvoerder niet inhoudelijk op
een vraag in kan gaan. Dat leidt doorgaans niet tot veel begrip van de
journalist, maar soms spelen er nu eenmaal andere belangen.
De uitspraken van Mos snijden dus wel hout. Er is inderdaad
soms weinig besef voor wat journalisten drijft. En sommige woordvoerders lijken
vergeten dat ze worden betaald om de luiken van hun organisatie open te zetten
of te houden. Toch vraagt het samenspel tussen journalist en woordvoerder om
enige nuancering.
Wanneer we in de krant of online ergens lezen dat
‘organisatie X of Y niet beschikbaar was voor een toelichting’ of dat een
woordvoerder ‘geen commentaar’ wilde geven is daar vaak van alles aan vooraf
gegaan. Het kan inderdaad zijn, zoals Mos in zijn voorbeelden naar voren haalt,
dat een woordvoerder denkt dat het wel over zal waaien.
Helaas komt het ook vaak voor dat een journalist een verhaal
schrijft en dat laat rusten tot in de avond om dan de woordvoerder het mes op de
keel te zetten. Te vaak wordt dan gezegd: je hebt 2 uur om te reageren, daarna
gaat het stuk online/naar de hoofdredacteur/in de krant. Als woordvoerder kom
je dan vaak niet verder dan een nietszeggende en veelal defensieve reactie.
Wanneer die reactie niet echt antwoord geeft op de vraag van
de journalist trekt deze vaak de conclusie: ‘geen commentaar’. En dat is
eigenlijk een brevet van onvermogen van zowel woordvoerder als journalist. Toch
gebeurt het (te) vaak. Is dat dan niet te voorkomen? Niet altijd, maar
onderstaande lessen kunnen mogelijk wel helpen.
1. Leg
uit waarom je geen antwoord kunt geven
‘Daar kan ik nu niets over zeggen’ is
zelden echt waar. Het kan meestal wel,
als woordvoerder van een organisatie heb je echter soms valide
redenen het toch niet te doen. Doe je best om uit te leggen waarom je het
niet wilt. Geef inzicht in de gevolgen voor bijvoorbeeld personen of processen. Wees
daarbij creatiever
dan alleen te zeggen ‘dat het niet mag van de wet’ of dat de 'Tweede Kamer er nog over moet vergaderen'. Leg uit dat volledige
openheid wenselijk kan zijn maar ook gevolgen kan hebben die je als organisatie
niet bereid bent te accepteren.
2. Laat in ieder geval
empathie zien
Bij rechtszaken en juridische
geschillen is de ruimte om toelichting te geven soms beperkt. ‘Geen commentaar want de
rechter of onderzoekscommissie kijkt er naar’ mag dan juridisch verstandig zijn, het ontneemt je
alle ruimte om te communiceren met emotie en empathie. Er zijn altijd manieren
te vinden om de
luiken wel open te zetten zonder jezelf juridisch in de voet te
schieten.
3. Onderhandel
over timing en wat er in de krant komt te staan
Wees als woordvoerder eerlijk over wat
je wel kunt zeggen en op welke termijn. En formuleer positief, vertel niet wat
je niet kunt zeggen. Onderhandel met de journalist over wanneer je reactie binnen moet zijn wat er
vervolgens in de krant komt te staan. Zeg eerlijk dat je ‘geen commentaar’
een zwaktebod vindt wanneer je bijvoorbeeld wel een empathische reactie hebt
gegeven of slechts twee uur krijgt voor antwoord op een ingewikkelde vraag (zie 2).
4. Durf
terug te duwen
Wanneer een journalist – van bijvoorbeeld
de Telegraaf – je het mes op de keel zet moet je terug durven te duwen. Niet door de reputatie
van de krant door de modder te halen bij andere journalisten zoals Mos terecht bekritiseert
in de podcast. Kritische
vragen komen immers meestal niet zomaar uit de lucht vallen. Wel kun je ervoor zorgen
dat het voor anderen duidelijk is dat je te weinig tijd hebt gekregen voor een
fatsoenlijke reactie. Of dat de redenen waarom je niet inhoudelijk kunt reageren
onvoldoende zijn weergegeven. Bijvoorbeeld door een nieuwsbericht te publiceren
met tijdstip van binnenkomen van de vraag en de volledige reactie.
Het adagium ‘niet in een vlek wrijven’ gaat lang niet altijd op. Zorg dat jouw
verhaal en argumentatie voor iedereen te vinden en te checken is.
5. Zorg dat ook je eigen
organisatie de gevolgen voelt (‘skin in the game’)
Na lang wikken en wegen besluit de
minister/bestuurder/advocaat dat geen commentaar geven toch echt het beste is. Zorg dat je
jouw publicitaire en communicatieve overwegingen goed voor het voetlicht hebt
gebracht. Temper de verwachtingen binnen je organisatie van de maakbaarheid
van beeldvorming bij (negatieve) publiciteit. Die is doorgaans heel beperkt.
Zorg dat jij niet de enige bent die intern de gevolgen draagt van op pad gestuurd
worden zonder
een echte reactie op kritische vragen. Of, zoals zo treffend verwoord
door Nassim Taleb,
zorg voor ‘skin in the game’.
6. Geef
inzicht in dilemma’s
Een vraag stellen is vaak
makkelijker dan het antwoord geven. Veelal spelen verschillende en tegengestelde belangen een rol. Het
kan helpen in
antwoord op kritische vragen inzicht te geven in de onderliggende dilemma’s.
Zonder kant te
‘kiezen’ of kleur te bekennen. Bij politieke processen kun je bijvoorbeeld proberen inzicht geven in de tegenstrijdigheid van sommige wensen die bijvoorbeeld in de Tweede Kamer leven. Helemaal mooi is het als inspraak
en dialoog een vast onderdeel is (geworden) van de bedrijfsvoering van de
organisatie. En zeker als daar regelmatig een journalist bij aanwezig is of kan
zijn. Dan kun je in de woordvoering altijd terugvallen op het feit dat de
organisatie openstaat voor andere geluiden en kritiek.
7. Spring
eens door het vuur: bel wanneer het nog ‘rustig’ is
De geloofwaardigheid van woordvoerder
(en organisatie) wordt aanzienlijk
vergroot wanneer je het niet mooier
maakt dan het is. Dat doe je bijvoorbeeld door een kritische journalist te bellen voordat
de ellende begint. Is je bestuurder in een juridische strijd verzeild geraakt? Leg dan
journalistieke contacten voordat een zaak voor de rechter komt. In zo’n gesprek kun
je open en eerlijk zijn over je motieven: we willen reageren maar wel op een
gepast moment. Grote kans dat je dan meer ruimte krijgt voor een genuanceerd
verhaal. Zorg
wel dat ook de bestuurder de mogelijke risico’s van dit scenario
kent (zie punt
5).
8. Wees bereikbaar en
onderschat het nooit
24/7 bereikbaar zijn is niet altijd
leuk maar soms wel nodig. Je telefoon niet opnemen, niet terugbellen en journalisten vragen hun punten
‘maar even op de mail te zetten’ helpt absoluut niet om serieus genomen te
worden als organisatie.
Denk ook niet dat een kritische vraag wel over gaat als je ‘m niet of alleen
procesmatig beantwoordt. Bestuurders/ministers/advocaten die dat wel denken
mogen een dagje meelopen op de redactie van de Telegraaf.
Tot elkaar veroordeeld
Journalisten en woordvoerder zijn zelden elkaars beste vrienden. En dat is misschien maar goed ook. Toch zijn beide beroepsgroepen tot elkaar veroordeeld. Door woordvoerders en hun organisaties kan nog een wereld gewonnen worden door zich meer te verplaatsen in de belevingswereld van journalisten en hun redacties. Journalisten op hun beurt zouden zich vaker rekenschap mogen geven van de schade die negatieve publiciteit kan hebben. ‘Geen commentaar’ zou voor beide beroepsgroepen geen bevredigende uitkomst mogen zijn.
Tot elkaar veroordeeld
Journalisten en woordvoerder zijn zelden elkaars beste vrienden. En dat is misschien maar goed ook. Toch zijn beide beroepsgroepen tot elkaar veroordeeld. Door woordvoerders en hun organisaties kan nog een wereld gewonnen worden door zich meer te verplaatsen in de belevingswereld van journalisten en hun redacties. Journalisten op hun beurt zouden zich vaker rekenschap mogen geven van de schade die negatieve publiciteit kan hebben. ‘Geen commentaar’ zou voor beide beroepsgroepen geen bevredigende uitkomst mogen zijn.
Reacties
Een reactie posten